Tekst |
6 Als nu Jezus te Bethanie was, ten huize van Simon, de melaatse,
7 Kwam tot Hem een vrouw, hebbende een albasten fles met zeer kostelijke zalf, en goot ze uit op Zijn hoofd, daar Hij aan [tafel] zat.
8 En Zijn discipelen, [dat] ziende, namen het zeer kwalijk, zeggende: Waartoe dit verlies?
9 Want deze zalf had kunnen duur verkocht, en [de penningen] den armen gegeven worden.
10 Maar Jezus, [zulks] verstaande, zeide tot hen: Waarom doet gij deze vrouw moeite aan? want zij heeft een goed werk aan Mij gewrocht.
11 Want de armen hebt gij altijd met u, maar Mij hebt gij niet altijd.
12 Want als zij deze zalf op Mijn lichaam gegoten heeft, zo heeft zij het gedaan tot [een voorbereiding van] Mijn begrafenis.
13 Voorwaar zeg Ik u: Alwaar dit Evangelie gepredikt zal worden in de gehele wereld, [daar] zal ook tot
haar gedachtenis gesproken worden van hetgeen zij gedaan heeft. |