Tekst |
3 Zo Gij, HEERE! de ongerechtigheden gadeslaat;
HEERE! wie zal bestaan?
4 Maar bij U is vergeving, opdat Gij gevreesd wordt.
5 Ik verwacht den HEERE; mijn ziel verwacht, en ik
hoop op Zijn Woord.
6 Mijn ziel [wacht] op den HEERE, meer dan de
wachters op den morgen; de wachters op den
morgen. |