Tekst |
11 Na drie maanden nu zeilden wij uit met een schip uit Alexandrie, dat op het eiland overwinterd had, en de Dioskuren als kenteken voerde.
12 En te Syracuse aangekomen, bleven wij daar drie dagen,
13 vanwaar wij, na langs het eiland te zijn gevaren, te Regium aankwamen; en toen na een dag de wind zuid werd, kwamen wij reeds de tweede te Puteoli aan.
14 Hier vonden wij broeders en wij werden uitgenodigd zeven dagen bij hen te blijven. En zo gingen wij naar Rome.
15 En vandaar kwamen de broeders, die van onze aangelegenheden gehoord hadden, ons tot Forum Appii en Tres Tabernae tegemoet, en toen Paulus hen zag, dankte hij God en greep moed.
16 En toen wij te Rome aangekomen waren, kreeg Paulus verlof op zichzelf te wonen met de soldaat die hem bewaakte.
17 En het geschiedde na drie dagen, dat Paulus de voormannen der Joden samenriep, en toen zij bijeen gekomen waren, zeide hij tot hen: Mannen broeders, ofschoon ik niets gedaan heb tegen ons volk of de voorvaderlijke gewoonten, ben ik uit Jeruzalem gevankelijk overgeleverd in de handen der Romeinen,
18 die na onderzoek mij wilden vrijlaten, omdat er bij mij van geen halsmisdaad sprake was.
19 Maar toen de Joden in verzet gingen, werd ik genoodzaakt mij op de keizer te beroepen; niet, dat ik mijn volk van iets wilde beschuldigen.
20 Daarom heb ik verzocht u te zien en toe te spreken, want om de hoop van Israel draag ik deze keten.
21 Maar zij zeiden tot hem: Wij voor ons hebben geen brieven over u uit Judea ontvangen, en ook is niemand van de broeders iets kwaads van u komen boodschappen of spreken.
22 Maar wij stellen het wel op prijs van u te vernemen, welke uw denkbeelden zijn, want wat deze secte betreft, ons is bekend, dat zij overal tegenspraak vindt. |