Tekst |
24 Als nu Pilatus zag, dat hij niet vorderde, maar veel meer [dat er] oproer werd, nam hij water en wies de handen voor de schare, zeggende: Ik ben onschuldig aan het bloed dezes Rechtvaardigen; gijlieden
moogt toezien.
25 En al het volk, antwoordende, zeide: Zijn bloed [kome] over ons, en over onze kinderen. |